Invoer van de veldspuitparameters
Wanneer invoeren?
Voer de parameters in de volgende gevallen in:
- ▪
- voor de eerste ingebruikname.
- ▪
- als de parameters van de veldspuit veranderen.
Procedure
U kunt de waarde van een parameter als volgt veranderen:
- ⇨
- Het masker "Machinegegevens” verschijnt.
- ⇨
- Onder elke parameter verschijnt een klein rechthoekig veld met een waarde.
- 2.
- Selecteer dit veld om een parameter te veranderen.
- ⇨
- Scherm van de gegevensinvoer of het toetsenbord verschijnt.
- 3.
- Voer de gewenste waarde in.
- ⇨
- De nieuwe waarde verschijnt in het scherm "Machinegegevens".
Lijst van parameters
De lijst bevat alle parameters die op het beeldscherm kunnen verschijnen. Welke parameters op uw beeldscherm verschijnen, hangt af van het type veldspuit en de configuratie ervan.
Spuitdop
Kleur van de geactiveerde spuitdoppen.
De kleuren zijn bepaald door de ISO-norm. Ze kunnen ook gekalibreerd worden.
Deze parameter verschijnt alleen bij systemen die geen debietmeter hebben. In plaats daarvan wordt bij deze systemen een druksensor voor de bepaling van de sproeihoeveelheid gebruikt.
Streefwaarde
De als streefwaarde vastgelegde hoeveelheid wordt uitgereden, wanneer de veldspuit in de automatische modus werkt.
Pulsen wielsensor
Aantal impulsen die de wielsensor op een afstand van 100 m naar de jobcomputer zendt. Dient voor de berekening van de snelheid.
Het aantal wordt door de ijking van de wielsensor vastgesteld.
Regelconstante
In de automatische modus wordt de spuitdruk van de spuitdoppen aan de huidige snelheid van de veldspuit aangepast. Door die aanpassing moet precies die hoeveelheid aan spuitmiddel uitgereden worden, die u als streefwaarde heeft vastgelegd. De regelconstante speelt daarbij een doorslaggevende rol.
De regelconstante past de snelheid van de regeling aan:
- ▪
- Hoe hoger de regelconstante, des te sneller wordt de spuitdruk aangepast.
- ▪
- Hoe lager de regelconstante, des te langzamer wordt de spuitdruk aangepast.
Bij de instelling van de regelconstante kunt u het volgende in aanmerking nemen:
- ▪
- Wanneer, bij een rit met constante snelheid, de actuele uitgereden hoeveelheid rondom de streefwaarde springt, moet u de regelconstante verminderen.
- ▪
- Wanneer, bij verandering van de snelheid, de uitgereden hoeveelheid niet snel genoeg aan de streefwaarde aangepast wordt, moet u de regelconstante verhogen.
Grenswaarden voor instellen van de spuitdruk
Daartoe behoren de volgende parameters:
- ▪
- Maximale druk
- ▪
- Minimale druk
Deze instelling definieert een spuitdrukbereik, waarbinnen de spuitdruk optimaal is.
Wanneer de spuitdruk de minimale of de maximale grenzen onder- resp. overschrijdt, wordt een alarm gegeven.
U kunt zelf beslissen welke grenswaarden u wilt invoeren.
Wanneer op uw spuit geen druksensor geïnstalleerd is, dan voert u "0" als waarde in.
Spuiten uit onder
(Minimale werksnelheid)
Als de veldspuit de minimale werksnelheid onderschrijdt, gebeurt het volgende:
- ▪
- Het uitrijden wordt automatisch uitgeschakeld.
Wanneer de waarde op 0 is ingesteld, dan wordt deze functie uitgeschakeld.
Regeling uit onder
Wanneer de veldspuit deze snelheid onderschrijdt, gebeurt het volgende:
- ▪
- De doorstroming wordt niet meer geregeld en de stroom blijft onveranderd.
- ▪
- Handmatige modus wordt ingeschakeld.
Wanneer de waarde op 0 is ingesteld, dan wordt deze functie uitgeschakeld.
Deze parameter moet hoger of even groot als de parameter "Spuiten uit onder" zijn.
Max. windsnelheid
Maximale windsnelheid
De windsensor moet geïnstalleerd zijn.
Er wordt een alarm gegeven als de maximale windsnelheid overschreden wordt.
Alarm resthoeveelheid
Wanneer de hoeveelheid spuitmiddel in de tank deze waarde onderschrijdt, dan verschijnt een alarmmelding op het beeldscherm.
Pulsen hoofdstroom
Aantal impulsen die de debietmeter bij een liter vloeistof naar de jobcomputer zendt. Dient voor de berekening van de sproeihoeveelheid.
Het aantal wordt door de ijking van de debietmeter vastgesteld.
Roerwerk uit onder
Met deze parameter kunt u instellen onder welk niveau het roerwerk uitgeschakeld moet worden.
De machinefabrikant (niet de gebruiker!) kan bovendien vastleggen, of het roerwerk bij de start van de jobcomputer automatisch moet worden ingeschakeld.
Stel kantdoppen
Met deze parameter stelt u in welke kantdoppen op de spuitboom gemonteerd zijn. Meer daarover vindt u in het hoofdstuk: Kantdoppen
Sectieschakeling
Manier waarop secties in- en uitgeschakeld worden.
- Deze manier is voor normale spuitwerkzaamheden bedoeld. Deze is ook geschikt voor het spuiten van wigvormige oppervlaktes en stroken die smaller zijn dan de werkbreedte van de veldspuit.
- Deze manier is voor de behandeling van plekken met onkruid bedoeld. Secties kunnen afzonderlijk en onafhankelijk van elkaar worden geschakeld.
Vulmodus
Met deze parameter kunt u vastleggen, of u TANK-Control voor de vullen wilt gebruiken.
- ▪
- "handmatig" - Voor veldspuiten zonder TANK-Control.
- ▪
- "TANK-Control" - Activeert TANK-Control.