Jobcomputer identificeren
Bij systemen met twee ISOBUS-jobcomputers moet u beide jobcomputer identificeren. Op de hoofdjobcomputer moet u de zogenaamde tweede connector (2nd Connector) activeren.
Bij de tweede connector gaat het om een virtuele aansluiting voor een tweede ISOBUS-jobcomputer. Door de activering van de parameter, vertelt u het ISOBUS-systeem dat er naast de machine die door de hoofdjobcomputer aangestuurd wordt, nog een tweede machine is.
De terminal kan dan rekening houden met de geometrieën voor beide machines en zo de sectieschakeling mogelijk maken. Daarbij wordt de positie van de tweede machine steeds in relatie tot de positie van de eerste machine aangegeven.
Een tweede koppelstuk met spuitboom kan als de tweede machine worden beschouwd - zoals in deze handleiding het geval is. Er kan echter ook een nog een andere machine achter de veldspuit of voor de trekker aangebracht worden.
Omdat het hier beschreven systeem geen tweede ISOBUS-contactdoos heeft, moet u een tweede ISOBUS-contactdoos op de trekker gebruiken.
Procedure