Company logo
Handleiding MIDI 3.0ZoekenInhoudsopgaveHome
 
 
Alarmmeldingen
 
Overzicht van de alarmmeldingen
Alarmtekst
Mogelijke oorzaak
Mogelijke oplossing
Druk is te hoog.
De druk in de tank is te hoog.
Stel de optimale druk in.
Druk is te laag.
De druk in de tank is te laag.
Stel de optimale druk in.
Niveau is laag.
De tank is bijna leeg.
Vul de tank.
De topstang is ontgrendeld. De snelheid is te hoog.
De topstang is nog onder druk. Dit kan problemen bij de rit op de weg veroorzaken.
Ontgrendel de topstang of zet ze in zweefstand.
Om deze functie te gebruiken, stelt u de volgorde in op handmatig.
Het automatische uitrijden of vullen is geactiveerd.
Stel het uitrijden of vullen op handmatig in.
De snelheid is te laag.
Voor de functie die u wenst uit te voeren, is een minimumsnelheid vereist.
Verhoog de snelheid.
Oliefilterdruk is te hoog.
Overdruk in de oliefilter.
Controleer de oliefilter. Eventueel moet u de oliefilter reinigen of vervangen.
Maximaal gewicht bereikt. Controleer of rijden op de openbare weg toegestaan is.
Het maximale gewicht voor een rit op de weg is overschreden.
U moet de toelaatbare maximumsnelheid respecteren.
Maximaal gewicht bereikt. Vooras is omlaag.
Het maximale gewicht voor een rit op de weg is overschreden.
Controleer of het toelaatbare totaalgewicht met neergelaten as kan worden aangehouden.
Aan de streefwaarde kan niet worden voldaan.
De regeling slaagt er niet in om de streefwaarde te halen.
Rij met een constante snelheid of regel de streefwaarde handmatig.
Uitrijpomp: toerental is te laag.
Het toerental van de pomp is te laag.
Verhoog het toerental.
Uitrijpomp: toerental is te hoog.
Het toerental van de pomp is te hoog.
Verlaag het toerental.
Uitrijpomp is geblokkeerd.
De pomp is geblokkeerd of uitgeschakeld.
Controleer de pomp.
Overdruk in de verdelerkop.
De verdelerkop is verstopt.
Verwijder de verstopping.
Externe bediening actief. Controleer de gevarenzone voorafgaand aan overname van de controle.
De machine wordt extern bediend.
Controleer de gevarenzone voordat u andere functies gebruikt.
niet in transportstand
Beweeglijke delen bevinden zich niet in transportstand.
Breng de beweeglijke delen in transportstand.
De maximale snelheid is overschreden.
De toelaatbare maximumsnelheid van het besturingssysteem werd overschreden.
U moet zich aan de toelaatbare maximumsnelheid houden.
De snelheid is te hoog.
De rijsnelheid voor deze functie is te hoog.
Verlaag de rijsnelheid.
De snelheid is te laag.
De rijsnelheid voor deze functie is te laag.
Verhoog de rijsnelheid.
De druk is buiten het ingestelde bereik.
De druk bevindt zich niet binnen het vereiste bereik.
Controleer de druk en stel hem op de vereiste waarde in.
Bij deze snelheid is in-/uitklappen verboden.
De rijsnelheid is voor het in-/uitklappen te hoog.
Stop of verlaag de snelheid voor het in-/uitklappen.
Overdruk in de verkruimelaar.
De verkruimelaar is verstopt.
Verwijder de verstopping.
Drijfwerk: toerental is te hoog.
Het toerental van het drijfwerk is te hoog.
Verlaag het toerental.
De hoeksensor van het eerste element is defect of buiten het meetbereik.
De sensor is defect of buiten het meetbereik.
Controleer de sensor en vervang wanneer nodig.
De hoeksensor van het tweede element is defect of buiten het meetbereik.
De sensor is defect of buiten het meetbereik.
Controleer de sensor en vervang wanneer nodig.
De hoeksensor van het derde element is defect of buiten het meetbereik.
De sensor is defect of buiten het meetbereik.
Controleer de sensor en vervang wanneer nodig.
De hoeksensor van de draaibare arm is defect of buiten het meetbereik.
De sensor is defect of buiten het meetbereik.
Controleer de sensor en vervang wanneer nodig.
Functie is bij de actuele snelheid gedeactiveerd.
De rijsnelheid is voor deze functie te hoog.
Verlaag de rijsnelheid.
Aanbouwapparaat niet in transportstand.
Het aanbouwapparaat bevindt zich niet in transportstand.
Zet het aanbouwapparaat in transportstand.
Configuratie is fout.
De configuratie past niet bij de software.
Contacteer de klantendienst.
U kunt deze functie activeren door de jobcomputer te herstarten.
Voor de functie is een herstart nodig.
Start het systeem opnieuw.
De configuratie wordt nu overgedragen.
De configuratie wordt naar andere jobcomputers overgezet.
Wacht tot de overdracht van de configuratie is voltooid. Schakel de stroom voor de jobcomputer niet uit.
De tank is bijna gevuld.
De niveausensor herkent dat de tank bijna gevuld is.
Observeer het vulproces.
De linker sensor is gedeactiveerd.
De linker sensor is gedeactiveerd.
Controleer de sensor en activeer hem.
De rechter sensor is gedeactiveerd.
De rechter sensor is gedeactiveerd.
Controleer de sensor en activeer hem.
Het links-rechts-ventiel is gedeactiveerd.
Het links-rechts-ventiel is gedeactiveerd.
Controleer het links-rechts-ventiel en activeer het.
Het heffen-zakken-ventiel is gedeactiveerd.
Het heffen-zakken-ventiel is gedeactiveerd.
Controleer het heffen-zakken-ventiel en activeer het.
Parkeersteun is uitgeschoven. Rijden op openbare weg niet mogelijk.
De parkeersteun is uitgeschoven.
Trek de parkeersteun voor de rit op de weg weer volledig in.
U kunt deze functie tijdens het rijden niet activeren.
Een functie die alleen werkt als u staat, werd geactiveerd.
Stop om de functie uit te voeren.
Functie niet mogelijk, zolang de snelheid niet binnen het toegestane bereik is.
Een functie werd buiten de toelaatbare snelheid geactiveerd.
Voer de functie in de ervoor toelaatbare snelheid door.
Overdruk in de topstang
De druk in de topstang is te hoog.
Stel de optimale druk in.
Bandendruk is te laag.
De bandendruk is te laag.
Stel de optimale druk in.
Bandendruk is te hoog.
De bandendruk is te hoog.
Stel de optimale druk in.
Tijdsoverschrijding regelinstallatie bandendruk.
De regelinstallatie bandendruk kan de ingestelde druk niet bereiken.
Controleer de regelinstallatie bandendruk.
De snelheid is te hoog. Besturing is gedeactiveerd.
De toelaatbare maximumsnelheid voor het besturingssysteem is te hoog.
U moet zich aan de toelaatbare maximumsnelheid voor het besturingssysteem houden.
Fout. Besturing is gedeactiveerd.
Foutmelding van het besturingssysteem.
Start het systeem opnieuw. Als de fout niet verdwijnt, contacteer dan de klantendienst.
Aanbouwapparaat niet ingeklapt. De snelheid is te hoog.
De snelheid is te hoog om het aanbouwapparaat in te klappen.
Vertraag en klap het aanbouwapparaat in.
De snelheid is te hoog. Het steunwiel is omlaag.
De snelheid is te hoog.
Verlaag de snelheid.
Overdruk in het steunwiel
De druk in het steunwiel is te hoog.
Stel de optimale druk in.
Steunwiel mag niet bediend worden. De snelheid is te hoog.
De snelheid is te hoog.
Verlaag de snelheid.
Bandentemperatuur is te hoog.
De bandentemperatuur is te hoog.
Verlaag de bandentemperatuur.
Fout - Chassis omhoog bewegen. Functie niet mogelijk.
Het chassis kan niet worden opgetild.
Controleer de hydraulica en de mechanica van het chassis.
Fout - Hoeksensor
Er is een meetfout aan de hoeksensor.
Controleer de hoeksensor.
Fout - Druksensor
Er is een meetfout aan de druksensor.
Controleer de druksensor.
Fout - Regelventiel
Er is een meetfout aan het regelventiel.
Controleer het regelventiel.
Fout - Systeem
Er is een systeemfout.
Controleer het systeem.
Waarde te groot voor weergave.
Een waarde kan niet worden weergegeven.
Controleer de instellingen van de eenheden.
Hydraulische asaandrijving – PTO-snelheid is te laag.
Het toerental van de aftakas is te hoog.
Verhoog het toerental van de aftakas.
Hydraulische asaandrijving – Oliedruk is te laag.
De oliedruk is te laag.
Verhoog de oliedruk.
Hydraulische asaandrijving – aandrijfsnelheid is te hoog.
De aandrijfsnelheid van de hydraulische asaandrijving is te hoog.
Verlaag de snelheid van de hydraulische asaandrijving.
Hydraulische asaandrijving (expert) – Activering onmogelijk.
De activering van de hydraulische asaandrijving is niet mogelijk.
Controleer of het systeem van spanning wordt voorzien.
Hydraulische asaandrijving (expert) – Verkeerde wissel van de rijrichting herkend.
Geen rijrichting op de ISOBUS herkend.
Controleer de instellingen van de rijrichting.
Hoeksensor dissel niet correct gemonteerd.
De hoeksensor dissel is niet correct gemonteerd.
Monteer de hoeksensor correct.
Kalibrering noodzakel.
Er is een foute kalibrering.
Een kalibrering is noodzakelijk.
Hoeksensor dissel is defect.
De hoeksensor dissel is defect.
Vervang de hoeksensor.
Concentratie is te laag voor de regeling.
De concentratie van de gier is te laag voor de regeling.
Verhoog de concentratie.
MUT-sensor is niet verbonden.
De jobcomputer kan geen verbinding maken met de MUT-sensor.
Controleer de kabels.
Licentie is niet geactiveerd.
De licentie voor de geselecteerde functie (bijv. MUT-sensor) is niet geactiveerd.
Activeer de licentie.