Alarmmeldingen
Overzicht van de alarmmeldingen
Alarmtekst | Mogelijke oorzaak | Mogelijke oplossing |
Druk is te hoog. | De druk in de tank is te hoog. | Stel de optimale druk in. |
Druk is te laag. | De druk in de tank is te laag. | Stel de optimale druk in. |
Niveau is laag. | De tank is bijna leeg. | Vul de tank. |
De topstang is ontgrendeld. De snelheid is te hoog. | De topstang is nog onder druk. Dit kan problemen bij de rit op de weg veroorzaken. | Ontgrendel de topstang of zet ze in zweefstand. |
Om deze functie te gebruiken, stelt u de volgorde in op handmatig. | Het automatische uitrijden of vullen is geactiveerd. | Stel het uitrijden of vullen op handmatig in. |
De snelheid is te laag. | Voor de functie die u wenst uit te voeren, is een minimumsnelheid vereist. | Verhoog de snelheid. |
Oliefilterdruk is te hoog. | Overdruk in de oliefilter. | Controleer de oliefilter. Eventueel moet u de oliefilter reinigen of vervangen. |
Maximaal gewicht bereikt. Controleer of rijden op de openbare weg toegestaan is. | Het maximale gewicht voor een rit op de weg is overschreden. | U moet de toelaatbare maximumsnelheid respecteren. |
Maximaal gewicht bereikt. Vooras is omlaag. | Het maximale gewicht voor een rit op de weg is overschreden. | Controleer of het toelaatbare totaalgewicht met neergelaten as kan worden aangehouden. |
Aan de streefwaarde kan niet worden voldaan. | De regeling slaagt er niet in om de streefwaarde te halen. | Rij met een constante snelheid of regel de streefwaarde handmatig. |
Uitrijpomp: toerental is te laag. | Het toerental van de pomp is te laag. | Verhoog het toerental. |
Uitrijpomp: toerental is te hoog. | Het toerental van de pomp is te hoog. | Verlaag het toerental. |
Uitrijpomp is geblokkeerd. | De pomp is geblokkeerd of uitgeschakeld. | Controleer de pomp. |
Overdruk in de verdelerkop. | De verdelerkop is verstopt. | Verwijder de verstopping. |
Externe bediening actief. Controleer de gevarenzone voorafgaand aan overname van de controle. | De machine wordt extern bediend. | Controleer de gevarenzone voordat u andere functies gebruikt. |
niet in transportstand | Beweeglijke delen bevinden zich niet in transportstand. | Breng de beweeglijke delen in transportstand. |
De maximale snelheid is overschreden. | De toelaatbare maximumsnelheid van het besturingssysteem werd overschreden. | U moet zich aan de toelaatbare maximumsnelheid houden. |
De snelheid is te hoog. | De rijsnelheid voor deze functie is te hoog. | Verlaag de rijsnelheid. |
De snelheid is te laag. | De rijsnelheid voor deze functie is te laag. | Verhoog de rijsnelheid. |
De druk is buiten het ingestelde bereik. | De druk bevindt zich niet binnen het vereiste bereik. | Controleer de druk en stel hem op de vereiste waarde in. |
Bij deze snelheid is in-/uitklappen verboden. | De rijsnelheid is voor het in-/uitklappen te hoog. | Stop of verlaag de snelheid voor het in-/uitklappen. |
Overdruk in de verkruimelaar. | De verkruimelaar is verstopt. | Verwijder de verstopping. |
Drijfwerk: toerental is te hoog. | Het toerental van het drijfwerk is te hoog. | Verlaag het toerental. |
De hoeksensor van het eerste element is defect of buiten het meetbereik. | De sensor is defect of buiten het meetbereik. | Controleer de sensor en vervang wanneer nodig. |
De hoeksensor van het tweede element is defect of buiten het meetbereik. | De sensor is defect of buiten het meetbereik. | Controleer de sensor en vervang wanneer nodig. |
De hoeksensor van het derde element is defect of buiten het meetbereik. | De sensor is defect of buiten het meetbereik. | Controleer de sensor en vervang wanneer nodig. |
De hoeksensor van de draaibare arm is defect of buiten het meetbereik. | De sensor is defect of buiten het meetbereik. | Controleer de sensor en vervang wanneer nodig. |
Functie is bij de actuele snelheid gedeactiveerd. | De rijsnelheid is voor deze functie te hoog. | Verlaag de rijsnelheid. |
Aanbouwapparaat niet in transportstand. | Het aanbouwapparaat bevindt zich niet in transportstand. | Zet het aanbouwapparaat in transportstand. |
Configuratie is fout. | De configuratie past niet bij de software. | Contacteer de klantendienst. |
U kunt deze functie activeren door de jobcomputer te herstarten. | Voor de functie is een herstart nodig. | Start het systeem opnieuw. |
De configuratie wordt nu overgedragen. | De configuratie wordt naar andere jobcomputers overgezet. | Wacht tot de overdracht van de configuratie is voltooid. Schakel de stroom voor de jobcomputer niet uit. |
De tank is bijna gevuld. | De niveausensor herkent dat de tank bijna gevuld is. | Observeer het vulproces. |
De linker sensor is gedeactiveerd. | De linker sensor is gedeactiveerd. | Controleer de sensor en activeer hem. |
De rechter sensor is gedeactiveerd. | De rechter sensor is gedeactiveerd. | Controleer de sensor en activeer hem. |
Het links-rechts-ventiel is gedeactiveerd. | Het links-rechts-ventiel is gedeactiveerd. | Controleer het links-rechts-ventiel en activeer het. |
Het heffen-zakken-ventiel is gedeactiveerd. | Het heffen-zakken-ventiel is gedeactiveerd. | Controleer het heffen-zakken-ventiel en activeer het. |
Parkeersteun is uitgeschoven. Rijden op openbare weg niet mogelijk. | De parkeersteun is uitgeschoven. | Trek de parkeersteun voor de rit op de weg weer volledig in. |
U kunt deze functie tijdens het rijden niet activeren. | Een functie die alleen werkt als u staat, werd geactiveerd. | Stop om de functie uit te voeren. |
Functie niet mogelijk, zolang de snelheid niet binnen het toegestane bereik is. | Een functie werd buiten de toelaatbare snelheid geactiveerd. | Voer de functie in de ervoor toelaatbare snelheid door. |
Overdruk in de topstang | De druk in de topstang is te hoog. | Stel de optimale druk in. |
Bandendruk is te laag. | De bandendruk is te laag. | Stel de optimale druk in. |
Bandendruk is te hoog. | De bandendruk is te hoog. | Stel de optimale druk in. |
Tijdsoverschrijding regelinstallatie bandendruk. | De regelinstallatie bandendruk kan de ingestelde druk niet bereiken. | Controleer de regelinstallatie bandendruk. |
De snelheid is te hoog. Besturing is gedeactiveerd. | De toelaatbare maximumsnelheid voor het besturingssysteem is te hoog. | U moet zich aan de toelaatbare maximumsnelheid voor het besturingssysteem houden. |
Fout. Besturing is gedeactiveerd. | Foutmelding van het besturingssysteem. | Start het systeem opnieuw. Als de fout niet verdwijnt, contacteer dan de klantendienst. |
Aanbouwapparaat niet ingeklapt. De snelheid is te hoog. | De snelheid is te hoog om het aanbouwapparaat in te klappen. | Vertraag en klap het aanbouwapparaat in. |
De snelheid is te hoog. Het steunwiel is omlaag. | De snelheid is te hoog. | Verlaag de snelheid. |
Overdruk in het steunwiel | De druk in het steunwiel is te hoog. | Stel de optimale druk in. |
Steunwiel mag niet bediend worden. De snelheid is te hoog. | De snelheid is te hoog. | Verlaag de snelheid. |
Bandentemperatuur is te hoog. | De bandentemperatuur is te hoog. | Verlaag de bandentemperatuur. |
Fout - Chassis omhoog bewegen. Functie niet mogelijk. | Het chassis kan niet worden opgetild. | Controleer de hydraulica en de mechanica van het chassis. |
Fout - Hoeksensor | Er is een meetfout aan de hoeksensor. | Controleer de hoeksensor. |
Fout - Druksensor | Er is een meetfout aan de druksensor. | Controleer de druksensor. |
Fout - Regelventiel | Er is een meetfout aan het regelventiel. | Controleer het regelventiel. |
Fout - Systeem | Er is een systeemfout. | Controleer het systeem. |
Waarde te groot voor weergave. | Een waarde kan niet worden weergegeven. | Controleer de instellingen van de eenheden. |
Hydraulische asaandrijving – PTO-snelheid is te laag. | Het toerental van de aftakas is te hoog. | Verhoog het toerental van de aftakas. |
Hydraulische asaandrijving – Oliedruk is te laag. | De oliedruk is te laag. | Verhoog de oliedruk. |
Hydraulische asaandrijving – aandrijfsnelheid is te hoog. | De aandrijfsnelheid van de hydraulische asaandrijving is te hoog. | Verlaag de snelheid van de hydraulische asaandrijving. |
Hydraulische asaandrijving (expert) – Activering onmogelijk. | De activering van de hydraulische asaandrijving is niet mogelijk. | Controleer of het systeem van spanning wordt voorzien. |
Hydraulische asaandrijving (expert) – Verkeerde wissel van de rijrichting herkend. | Geen rijrichting op de ISOBUS herkend. | Controleer de instellingen van de rijrichting. |
Hoeksensor dissel niet correct gemonteerd. | De hoeksensor dissel is niet correct gemonteerd. | Monteer de hoeksensor correct. |
Kalibrering noodzakel. | Er is een foute kalibrering. | Een kalibrering is noodzakelijk. |
Hoeksensor dissel is defect. | De hoeksensor dissel is defect. | Vervang de hoeksensor. |
Concentratie is te laag voor de regeling. | De concentratie van de gier is te laag voor de regeling. | Verhoog de concentratie. |
MUT-sensor is niet verbonden. | De jobcomputer kan geen verbinding maken met de MUT-sensor. | Controleer de kabels. |
Licentie is niet geactiveerd. | De licentie voor de geselecteerde functie (bijv. MUT-sensor) is niet geactiveerd. | Activeer de licentie. |