Company logo
Handleiding MIDI 3.0ZoekenInhoudsopgaveHome
 
 
Sensoren en actuatoren aan de signaalverdeler aansluiten
 
U moet elke sensor en elke actuator die in de pinbezetting vermeld staat, aansluiten aan de in de pinbezetting genoemde aansluiting in de signaalverdeler.
Er zijn twee mogelijkheden:
De sensor of actuator eindigt met een korte kabel en een AMP-stekker.
 
In dit geval ontvangt u voor elke sensor een passende verlengkabel. De verlengkabel moet u in de signaalverdeler insteken en aan de juiste klem aansluiten.
De sensor of actuator eindigt met een lange kabel zonder stekker. U moet de kabel in de signaalverdeler insteken en aan de juiste klem aansluiten.
 
 
Aan welke klem u een kabelader aansluit, hangt van de betreffende machine en het soort sensor of actuator af.
 
 
Merk op dat de kabelader van de ultrasoonsensor trigger altjid pennen 2 en 3 moeten worden aangesloten.
 
 
 
AANWIJZING
Risico voor kortsluiting
Bij het omwisselen van de polen van de kabeladers kunnen sensoren van de machine door een kortsluiting worden beschadigd.
1.
Let op de polariteit van de kabeladers en de klemmen!
 
 
 
Procedure
 
 
 
þ
De signaalverdeler staat niet onder spanning.
þ
De aan te sluiten componenten staan niet onder spanning.
1.
Verwijder de ommanteling van de kabel zodat alle kabeladers blootliggen.
2.
Steek de kabel tot aan het einde in de ommanteling. In de signaalverdeler mogen zich alleen de kabeladers bevinden. De ommanteling van de kabel moet aan de signaalverdelerbehuizing eindigen. Alleen zo kunt u zeker zijn dat u voldoende plaats in de signaalverdeler hebt om alle kabeladers naar de klemmen te voeren.
3.
Verwijder de ommanteling van de kabeladers ca. 1 cm voor het einde van de kabeladers.
4.
VOORZICHTIG! Let op de juiste polariteit van de kabeladers en klemmen.
5.
Sluit de kabeladers aan op de klemmen.
Gebruik hierbij de informatie die op het deksel van de signaalverdeler, op de printplaat en in de pinbezetting staat.
6.
Bij schroefklemmen gebruikt u adereindhulzen. Bij veerkrachtklemblokken mogen geen adereindhulzen worden gebruikt.
7.
Sluit de schroefverbindingen van de signaalverdeler.
Na het dichtdraaien moeten de schroefverbindingen dicht zijn.
8.
Sluit ongebruikte openingen in de behuizing van de signaalverdeler met beschermkappen af.