Communicatie met de terminal configureren (Condensed Work State)
De jobcomputer maakt het mogelijk de compatibiliteit met verschillende ISOBUS-terminals te configureren. Dit is bijvoorbeeld dan noodzakelijk, wanneer de ISOBUS-Standaard met de tijd verandert maar een terminal niet kan worden bijgewerkt. In dit hoofdstuk wordt de daarvoor benodigde parameter beschreven.
Serienummer:
- ▪
- "Via CAN-bus"
- Het serienummer van de hardware wordt via CAN overgebracht. Belangrijk voor het werken met de app "ISOBUS-TC".
- ▪
- "Niet via CAN-bus"
- Het serienummer van de hardware wordt niet overgebracht.
SECTION-Control
Om de automatische sectieschakeling onafhankelijk van de fabrikant op zoveel mogelijk terminals te laten werken, kunt u met meerdere parameters de communicatie definiëren.
Condensed Work State
- ▪
- "Condensed Work State" – waarde voor:
- –
- Systemen met schakeling van individuele ventielen (EDS).
- –
- Systemen, die met tractorterminals van de nieuwste generatie werken.
- ▪
- "no Cond. Work State" – waarde voor alle andere gevallen.
DDI
- ▪
- "DDI 141 – [161;176]" – oude ISO 11783 standaard
- ▪
- "DDI 289 – [290;305]" – nieuwe ISO 11783 standaard. Tractorterminals, die aan de meest actuele ISO-normen voldoen, werken UITSLUITEND met de DDI 289. Het kan voor de functie SECTION-Control noodzakelijk zijn, de jobcomputer op DDI 289 om te zetten.
Terminals van Müller-Elektronik ondersteunen alle genoemde standaarden.
Section Control / EDS
Parameters voor veldspuiten met EDS.
Deze parameter specificeert hoe de spuitmondtoestanden aan de Task Controller worden overgedragen. Welke waarde u selecteert, hangt af van de terminal.
Er zijn terminals die volgens een oudere ISOBUS-standaard werken en spuitdoppen als "secties" herkennen. Anderen terminals beschouwen spuitdoppen als "sub-eenheden" van de secties.
- ▪
- Spuitdop: DET "Section” - waarde voor terminals, die spuitdoppen uit EDS als secties zien. Dit geldt voor alle terminals van Müller-Elektronik (Stand per 2015)
- ▪
- Spuitdop: DET "Unit” - waarde voor terminals, die spuitdoppen uit EDS als sub-eenheden van de secties zien.
Zo herkent u dat de parameter correct is ingesteld:
- ▪
- In Section Control komt het aantal weergegeven secties overeen met het aantal spuitdoppen. Of er is een andere aanwijzing dat het correcte aantal spuitdoppen overgedragen werd.
- ▪
- De spuitdoppen worden correct afzonderlijk geschakeld.
2nd Connector
Parameter voor veldspuiten met meer dan één jobcomputer. Zie: Jobcomputer identificeren
Procedure